Inloggen
Rekenen
Filters

Groep

Vak

Type

Werkbladen > Werkwoordspelling > Verleden tijd > Bijzondere werkwoorden
Bijzondere werkwoorden (gemengd)
Groep 5
Met dit werkblad kun je de vervoeging van bijzondere werkwoorden in de verleden tijd oefenen. De vervoeging van deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren. Tip: download ook de andere werkbladen over de bijzondere werkwoorden in de verleden tijd, maar ook in de tegenwoordige tijd!
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met -y
Groep 6 , 7 , 8
Oefen met dit werkblad met het schrijven van woorden met y. In sommige woorden hoor je ie of i, maar schrijf je y. Dit zie je bijvoorbeeld bij het woord baby. Woorden met y moet je uit je hoofd leren. Het zijn weetwoorden. Door dit werkblad te maken, zul je de woorden sneller uit je hoofd leren.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [2]
Meervouden: -f verandert in -v en -s verandert in -z [3]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad het schrijven van woorden in het meervoud. Op dit werkblad oefenen je meervouden waarbij de -f in een -v verandert en waarbij de -s in een -z verandert. Woorden die eindigen op -f of -s, veranderen vaak als je het woord langer maakt. Bijvoorbeeld: een zeef, twee zeven en een huis, twee huizen.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [2]
Meervoud: -f verandert in -v [3]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad het schrijven van woorden in het meervoud. Op dit werkblad oefen je meervouden waarbij de -f in een -v verandert. Woorden die eindigen op -f , veranderen vaak als je het woord langer maakt. Bijvoorbeeld: een zeef, twee zeven.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Trappen van vergelijking: woorden op f of s [2]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad hoe je woorden schrijft binnen de trappen van vergelijking. De drie trappen van vergelijking zijn: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap. De stellende trap heeft geen uitgang. De vergrotende trap krijgt er -er bij. De overtreffende trap krijgt er -st bij. Bij woorden die eindigen op een f of een s, verandert bij de vergrotende trap de f in een v en de s in een z.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Verkleinwoorden met -je of -pje [1]
Groep 3 , 4 , 5
Met dit werkblad oefen je het schrijven van verkleinwoorden die eindigen op -je of -pje. Bij de meeste verkleinwoorden zet je er -je achter. Bijvoorbeeld: huis - huisje. Bij woorden die eindigen op -m, krijg je meestal -pje bij verkleinwoorden. Bijvoorbeeld: raam - raampje. Kijk goed waar het woord op eindigt en schrijf het goede verkleinwoord op.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Lange klanken [1]
Groep 3 , 4
Met dit werkblad oefen je het schrijven van lange klanken. Als je aan het eind van een lettergreep een lange klank hoort: aa, ee, oo of uu, dan gebruik je daar maar een letter voor. Je schrijft dus a, e, o of u. Als je aan het eind van een woord een lange klank hoort: aa, oo of uu, dan gebruik je daar maar een letter voor. De lange klank ee is hierop een uitzondering.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Samengestelde woorden: twee woorden
Groep 3 , 4
Samengestelde woorden zijn woorden die uit meerdere woorden bestaan. Luchtballon is een voorbeeld van een samengesteld woord. Luchtballon bestaat uit het woord 'lucht' en uit het woord 'ballon'. Samen vormen deze twee woorden een woord. Door dit werkblad te maken, oefen je met nog veel meer samengestelde woorden.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met b die klinkt als p
Groep 6 , 7 , 8
In sommige woorden klinkt de letter b als een p, bijvoorbeeld in het woord object. Je hoort de letter p, maar je schrijft de letter b. Dit kun je niet goed horen en er zijn geen regels voor dit soort woorden, daarom moet je deze woorden goed onthouden. Met dit werkblad kun je deze woorden oefenen. Download het werkblad en ga aan de slag met deze weetwoorden.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met -f of -v [1]
Groep 3 , 4 , 5
Weet jij wanneer je een woord schrijft met -v of -f? Je kunt het niet goed horen en er is geen regel voor deze woorden, daarom moet je de woorden goed onthouden. Met dit werkblad kun je goed oefenen met deze woorden. Vis en vlees zijn voorbeelden van woorden met -v. Feest en fiets zijn voorbeelden van woorden met -f. Tip: oefenen ook met de werkbladen speciaal voor woorden met -v en woorden met -f, zo kun je nog beter het verschil leren.