Inloggen
Rekenen
Filters

Groep

Vak

Type

Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met -s [1]
Groep 3 , 4 , 5
Dit werkblad is speciaal voor jou gemaakt om woorden met een -s te oefenen. Voor deze woorden is er geen regel en je kunt niet altijd horen hoe je het schrijft, daarom moet je deze woorden goed onthouden. Suiker en sokken zijn voorbeelden van woorden met een -s.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met -z [1]
Groep 3 , 4 , 5
Met dit werkblad kun je woorden met -z oefenen. Je kunt niet altijd horen of het woord met een -z geschreven wordt. Daarom moet je deze woorden goed onthouden. Zomer en zwemmen zijn voorbeelden van woorden met een -z, je hoort niet dat het met een -z geschreven wordt, maar je ziet het wel.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Trappen van vergelijking: onregelmatige woorden, verdubbeling van medeklinker [2]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad hoe je woorden schrijft binnen de trappen van vergelijking. Met dit werkblad oefen je het schrijven van de onregelmatige woorden, dat betekent dat de woorden veranderen. De drie trappen van vergelijking zijn: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap. De stellende trap heeft geen uitgang. De vergrotende trap krijgt er -er bij. De overtreffende trap krijgt er -st bij. Tip: oefen ook de trappen van vergelijking met regelmatige woorden.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Trappen van vergelijking: regelmatige woorden [3]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad hoe je woorden schrijft binnen de trappen van vergelijking. Met dit werkblad oefen je het schrijven van de regelmatige woorden, dat betekent dat de woorden niet veranderen. De drie trappen van vergelijking zijn: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap. De stellende trap heeft geen uitgang. De vergrotende trap krijgt er -er bij. De overtreffende trap krijgt er -st bij. Tip: oefen ook de trappen van vergelijking met onregelmatige woorden.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met -th [1]
Groep 6 , 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het schrijven van woorden met -th. Je hoort -t, maar je schrijft -th. Voorbeelden van woorden met -th zijn thee en thuis. Deze woorden moet je uit je hoofd leren.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met een -c die klinkt als -s of -k [1]
Groep 6 , 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het schrijven van woorden met een -c die klinkt als -s of -k. Je kunt niet goed horen of je een -s of -c of een -k of -c schrijft.. Vaak schrijf je een -s of -k, maar soms een -c. Deze woorden moet je uit je hoofd leren. Bijvoorbeeld bij -c als -s: cent. Bijvoorbeeld bij -c als -k: camera.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met een -c die klinkt als -s [1]
Groep 6 , 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het schrijven van woorden met een -c die klinkt als -s. Je kunt niet goed horen of je een -s of een -c schrijft. Vaak schrijf je een -s, maar soms een -c. Deze woorden moet je uit je hoofd leren. Staat de -c na een -e, -i of -ij, dan klinkt de -c als -s. Bijvoorbeeld: cel, cirkel, cijfer. Tip: oefen ook het schrijven van woorden met een -c die klinkt als -k.
Werkbladen > Spelling > Weetwoorden
Woorden met -s of -z [1]
Groep 3 , 4 , 5
Met dit werkblad oefen je het schrijven van woorden met -s of -z. Soms is het moeilijk om te horen of je een -s of een -z schrijft. Deze woorden moet je daarom dus uit je hoofd leren. Voorbeelden van woorden met een -s zijn: slang, spaarpot. Voorbeelden van woorden met een -z zijn: zaag, zolder.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Verkleinwoorden met verdubbeling van medeklinker [2]
Groep 6 , 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het schrijven van verkleinwoorden met verdubbeling van medeklinker. Woorden met een korte klinker, krijgen vaak een dubbele medeklinker. Bijvoorbeeld: ster, sterretje. Tip: oefen ook met verkleinwoorden met verdubbeling van klinker.
Werkbladen > Spelling > Regelwoorden [1]
Verkleinwoorden met verdubbeling van klinker [2]
Groep 6 , 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het schrijven van verkleinwoorden met verdubbeling van klinker. Woorden die eindigen op -a, -o of -u, krijgen meestal een extra klinker erbij. Bijvoorbeeld: foto, fotootje. Tip: oefen ook met verkleinwoorden met verdubbeling van mederklinker.