Rekenen

Terug tellen met sprongen van 2

Het tellen is de basis voor het verdere rekenen. Vooruit tellen en terugtellen zijn hierbij belangrijke onderdelen. Als kinderen terug kunnen tellen met sprongen van 1, dan kunnen ze een volgende stap maken naar het terugtellen met sprongen van 2.  
 

Voorbeeld

                   tellen met sprongen van 2

Sam kijkt naar de huisnummers van de overburen. Hij ziet de huisnummers 10, 6 en 4. Het huisnummer voor 10 kan hij niet zien.

Welk huisnummer hoort daar te staan?


De huisnummers worden weergegeven met een sprong van 2. Tussen de nummers wordt namelijk een getal overgeslagen: 4 - (5) - 6 ... Sam kan het ontbrekende huisnummer weten door een sprong van 2 te maken. Hij ziet het getal 10, dus kan terugtellen met een sprong van 2. 
 

Terugtellen vanaf 10 met sprongen van 2


Je ziet dat je bij een sprong van 2 een getal overslaat. Als je terugtelt vanaf 10, dan sla je het getal 9 over. Dan komt het getal 8. Als Sam dus terugtelt vanaf 10 met een sprong van 2, dan is het ontbrekende huisnummer 8.
 

Terugtellen tot en met 10, met sprongen van 2
  • Jonge kinderen leren hoe ze moeten tellen, dit is de basis voor het verdere rekenen.
  • Kennis van de getallenrij is hierbij erg belangrijk. Als je de getallenrij niet kent, kun je ook niet terugtellen.
  • Bij terugtellen met sprongen van 2, zet je steeds een sprong van 2 terug op de getallenrij. 
  • 10, 8, 6, 4, 2, 0.