Door middel van bussommen kunnen jonge kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met het optellen en aftrekken. In dit artikel staan erbij sommen centraal.
Er stappen kinderen in de bus.
2 |
Hoeveel kinderen zitten er nu in de bus?
Bekijk eerst hoeveel kinderen er staan te wachten bij de bushalte. Dat kun je zien aan het getal.
2
'Er stappen 2 kinderen in de bus.'
Er zitten al 13 kinderen in de bus. Je kunt de poppetjes in de bus ook tellen:
'Eén, twee, drie ... twaalf, dertien.'
Je kunt ook gebruik maken van de vijfstructuur. Vijf blauwe poppetjes en vijf rode poppetjes.
5 + 5 = 10. En nog drie losse poppetjes. 10 + 3 = 13.
Er gaan 2 kinderen in de bus en er zitten al 13 kinderen in de bus. De som is dus 2 + 13 = 15.
Er zitten in totaal 15 kinderen in de bus. Je kunt ook alle poppetjes tellen: 'Eén, twee, drie ... veertien, vijftien.