Rekenen

Het kind kent tijdsbegrippen in dagelijkse situaties en kan tijdsbegrippen gebruiken.

Hieronder vallen: dag, nacht, vandaag, morgen, nu, straks, lang, kort, even(tjes), snel, ochtend, middag, avond, gisteren, morgenvroeg, gisteravond; vroeg, vroeger, laat, later, eerder, toen, uur.