Rekenen

Berekenen van het deel

Procenten worden gebruikt om aan te geven dat iets een deel van een geheel is.
 

Voorbeeld

rekenen met procenten.





Van de 200 leerlingen gaat 70% van de  leerlingen op de fiets naar school. 10% van de leerlingen wordt met de  auto gebracht.


De 70% en de 10% uit het voorbeeld zijn beide een deel van het geheel. Het geheel (100%) is in dit geval gelijk aan 200 leerlingen.

 

Als je wilt weten hoeveel leerlingen er op de fiets naar school gaan, dan bereken je een deel. In het stappenplan hieronder wordt uitgelegd hoe je dit kunt doen.

 

 
Rekenen met procenten; berekenen van het deel
1
Bepaal het geheel (100%)
 

Als je gaat berekenen hoeveel het gevraagde deel is, dan moet je eerst bepalen wat het geheel (100%) is. In het voorbeeld is het geheel gelijk aan 200 leerlingen.

2
Bepaal een handig percentage als tussenstap (1% of 10%)
 

Als je weet wat het geheel is, dan ga je op zoek naar een handig percentage als tussenstap. Handige percentages om te berekenen zijn 1% of 10%. 

procenten berekenen.
Dit is afhankelijk van het percentage dat je moet berekenen. In dit geval moet je berekenen wat 70% is, dus is het handig om 10% als tussenstap te nemen. Als je bijvoorbeeld 8% moet berekenen, dan is het handiger om 1% als tussenstap te nemen. 10%  =  ( 200  :  10 )  =  20 leerlingen.

3
Bereken het gevraagde deel
 

Als je een handig percentage hebt berekend als tussenstap, dan kun je het gevraagde deel berekenen. Het gevraagde deel uit het voorbeeld is 70% van de 200 leerlingen.
 

rekenen met procenten

4
Bepaal het antwoord op de som
 

Als je het gevraagde deel hebt berekend, dan weet je het antwoord op de som. 70% van de 200 leerlingen gaat op de fiets naar school. Dat zijn 140 leerlingen.

 

Berekenen van het deel
  • Lees de som goed door.
  • Bepaal het geheel (100%).
  • Bepaal een handig percentage als tussenstap; 1% of 10%.
  • Bereken het gevraagde deel. Maak gebruik van verhoudingen.
  • Bepaal het antwoord op de som.